De Ragdoll is ontstaan in Amerika in de jaren zestig. Ann Baker is toen begonnen met een witte Angora-achtige poes. Deze kat, Josephine, was van Ann Bakers buurvrouw. Josephine had vaak kittens die allemaal wild waren. Op een bepaald moment werd Josephine door een auto aangereden, maar zij overleefde dit ongeval. Josephine werd overgebracht naar de plaatselijke Universiteit, waar haar leven werd gered.

Toen zij genezen verklaard was ging Josephine weer naar huis en kreeg zij korte tijd later weer kittens. Deze kittens waren echter anders dan voor het ongeluk. Deze kittens waren zeer lief, erg speels en totaal ontspannen. Ook waren ze dol op menselijke aandacht. Josephines eigenaar wilde van de kittens af. Ann Baker vond dit gedrag, als ervaren kattenfokster, erg interessant en besloot enkele kittens mee te nemen. Buckwheat werd haar eerste kat.
De kittens, die uit de kruisingen volgde, selecteerde ze vooral op uiterlijk en karakter. Vanwege hun ontspannen karakter noemde ze het nieuwe ras Ragdoll, vertaald "lappenpop". Haar cattery gaf ze de naam van een beroemde Amerikaanse lappenpop, Raggedy Ann.

In 1967 werd de ragdoll voor het eerst erkent als ras in Amerika. En in 1981 kwamen de eerste ragdolls in Europa en in 1990 werden de eerste ragdoll kittens in Nederland geboren.
Op dit moment is de ragdoll bij alle verenigingen erkent als ras, alleen zijn nog niet bij alle verenigingen alle kleuren erkent. 
In 1992 werden de ragdoll erkend door de FIFE. In eerste instantie werden alleen de bi-colours erkend, maar later volgde ook de colourpoint. De mitted werd echter pas erkend in 1999, en ongeveer gelijk in deze periode erkende de TICA ook de tabby's en de torties. Enkele jaren later erkende ook de FIFE de tabby's en de torties. 

Tot op de dag van vandaag zijn de mink, sephia en solid kleuren nog niet erkend bij de FIFE, Bij de onafhankelijke verenigingen zijn de mink en sephia's erkend, maar dit geldt nog altijd niet voor de solids. Wanneer de volledige erkenning zal plaatsvinden is tot altijd nog onduidelijk.